Het geslacht Lock

 

Lucq, Luc, Luck, Luk, Locq, Lock, Lok, Luijck, van der Luck, van der Luijck.

 

III.3 Adriaen Doesen Lucq

Adriaen Doesen Lucq was de zoon van Doe Adriaensz Luck en Marijtgen Jansdr. Hij woonde in Sandtambacht en was daar circa 1600 verschillende malen schepen (100). Op 30 juli 1588 beloofde Doe Adriaensz Lucq aan zijn zoon Adriaen Doesen Lucq 1000 gulden uit te keren als diens moederlijk erfdeel. Bij huwelijk zou hij bovendien 100 gulden ontvangen als brudegomstuck (101).
Na een eerste huwelijk (102), waarvan alleen bekend is, dat het bestaan heeft, sloot Adriaen Doesen Lucq een tweede huwelijk met Haesgen Jacobsdr, een weduwe die reeds tweemaal getrouwd geweest was:1) met Jan Mathijsz, uit welk huwelijk geen kinderen geboren waren, 2) met Gerrit Jansz Mijnheer, uit welk huwelijk wel kinderen geboren werden, nl. Jan Gerritsz en Gerrit Gerritsz. Deze Gerrit Jansz Mijnheer had uit twee vorige huwelijken met resp. Trijntje Adriaensdr en Maritgen Pieters reeds vier kinderen, zodat hij bij zijn sterven zes kinderen naliet (103) Toen Adriaen Doesen trouwde, kreeg hij twee voorkinderen van zijn vrouw Haesgen Jacobsdr, de bovengenoemde Jan Gerritsz en Gerrit Gerritsz, terwijl hij zelf twee kinderen bij haar gewon, Maritgen Adriaensdr Lucq en Jacob Adriaensz Lucq. Op 10 januari 1597 deed Adriaen Doesen tegenover de zes kinderen (uit drie huwelijken) van Gerrit Jansz Mijnheer een "Vuijtcoop" (104) tot een bedrag van 6000 gulden, voor elk der kinderen duizend gulden. Verder beloofde hij 25 gulden aan de twee laatste kinderen van Gerrit Jansz wanneer ze zouden komen te trouwen. Ook zou hij ze op boels kosten grootbrengen.
In juni 1602 kwamen Adriaen Doesen Lucq en Haesgen Jacobsdr plotseling te sterven (105). "Aan de peste der wereld overleden zijnde" lieten ze vier zeer jeugdige kinderen achter. Ten einde raad wendden de voogden van de ouderloze kinderen zich op 10 juli 1602 tot schout en schepenen van Sandtambacht en verzochten aan deze een "Curateur" of "sequester" te benoemen. Het gerecht voldeed aan het verzoek en benoemde Claes Claesz van Swieten, "secretaris van den voors ambachte", tevens notaris, tot curator over de achtergebleven boedel. Hij verkocht "int openbaer de voorn vruchten te velde staande, levende haeff imboel ende huisraet ende andere meubele goederen van de voors boedel". Na afhandeling hiervan voerden Doe Adriaensz Luck (grootvader) en Jasper Jansz van Alenburch (oudoom) de verdere administratie van de goederen der vier kinderen. Op 6 mei 1614 gingen de acht voogden, vertegenwoordigers van de families Mijnheer en Lucq, tot verkoop van de ongeveer 70 morgen land van de boerderij over. De gebroeders Claes en Cornelis Rijvertszoonen van Lis kochten alles voor 8500 gulden, waarvan zij contant 4500 gulden voldeden en van de rest beloofden ze per jaar 300 gulden af te lossen (106). De voogden kregen twee jaar daarna de gelegenheid om de weeskinderen een belangrijk voordeel te bezorgen. Ze verkochten op 1 mei 1616 15 morgen land aan Joncheer Justus van Rijsenburch, heer van Rijsenburch, voor een bedrag van 6000 gulden (107), terwijl ze zelf dit land op 6 november 1612 voor 4500 gulden gekocht hadden van Mr Adriaen van der Goes, die daartoe procuratie had van de eigenaresse, zijn schoonzuster, Jouffrouwe Margareta de Stoppelaire te Gent in Vlaanderen. De zoete winst voor de weeskinderen was 1500 gulden (108).

Kinderen:

1

Maritgen Adriaensdr Lucq

2

Jacob Adriaensz Lucq

Home